Hendrik Mulder

Hendrik Mulder is geboren op 3 november 1910 te Rotterdam en woonde aan de Kerkweg te Sebaldeburen.

Op 15 maart 1942 is hij, tegelijk met Doeke van Duinen, door de Sicherheitsdienst gearresteerd, vanwege het in bezit hebben van lectuur van Jehova's Getuigen. De heer Mulder wordt gevangen gezet in het Scholtenhuis (Groningen), daarna in kamp Amersfoort.

Verdere bron van informatie is de kleinzoon van Hendrik Mulder, die zich baseert op brieven van opa uit de concentratiekampen Amersfoort, Oranienburg en Sachsenhausen. In Bergen Belsen wordt opa als vermist opgegeven.

Opa Hendrik behoorde tot de Jehova getuigen die als groep door de Duitsers zijn vervolgd. Nooit is ontdekt hoe Mulder aan het eind van zijn leven is gekomen. Een bron, een mede Jehova getuige, heeft Mulder ontmoet in Sachsenhausen maar kon geen verdere informatie verstrekken.

Een kapelaan uit Kloosterburen komt na de oorlog langs met de laatste brief die oma Mulder aan haar man Hendrik had gestuurd. Deze brief kwam uit Bergen Belsen. Onderop de brief staat een kruisje met de tekst “2e paasdag 1945 is een Hollander gestorven” waarvan wordt vermoedt dat het om Hendrik Mulder gaat. Of het klopt is nooit aangetoond.

In het relaas van kleinzoon Hendrik Mulder komt schrijnend naar voren wat het verlies van opa Hendrik heeft betekent voor zijn oma en vader. Het wachten van oma op haar man, treinen die uit Duitsland kwamen, de bushalte voor de deur en als de bus stopte keek ze en hoopte ze. Hij kwam echter niet. Oma bleef hopen. Als ze met de busreizen van de st 40-45 meeging droeg ze de foto van Hendrik bij zich en liet die aan iedereen zien. Oma kon haar leven niet meer oppakken, vereenzaamde ondanks veelvuldig familiebezoek, keek duitse tv, bleef gefixeerd op een teken van leven van haar man, hoopte nog dat hij in Rusland zou zijn beland. Helaas, haar hoop kwam nooit uit. Kleinzoon Hendrik vermeldt de gevolgen van oma’s fixatie op de oorlog voor haar zoon, de vader van kleinzoon Hendrik. Hij had veel nachtmerries als gevolg van de oorlog en is daar nooit bovenop gekomen.

Kleinzoon Hendrik heeft door stamboomonderzoek ontdekt, dat zowel zijn opa als zijn oma van joodse komaf zijn. Hij beschouwt zichzelf als joods en leeft naar de geest van de mooie brieven die opa Hendrik schreef vanuit zijn gevangenschap. Uit de brieven lees je, dat opa een man was met charisma, een familieman, een overstijgende denker, een man die niet veroordeelt maar ervan uitgaat dat je elkaar draagt, een leider.


Vorige pagina: Gerrit Pieter Beukema
Volgende pagina: Stichting 4mei Grootegast